Opdracht voor boekje over land art - Tauw Deventer

Laage Diepenveen: de wording van een waterwerk 
Henk Hengeveld, gewezen directeur van Tauw te Deventer, was de drijvende kracht achter het ontstaan van landschapskunst van Jeroen van Westen in een nieuw retentiegebied in de Zandwetering bij Diepenveen. Henks keuze om geld, bedoeld voor zijn afscheid na vijfentwintig jaar trouwe dienst, te spenderen aan een kunstzinnige kap & grime van een nieuw waterwerk oostelijk van Deventer, hield een flink aantal mensen jarenlang uit de slaap. Maar inmiddels is het er, en kan iedereen zelf oordelen over het resultaat. 
Als je op een dag uit de hof van Eden wordt gesmeten, en je belandt zomaar in Laage Diepenveen - wat ervaar of denk je dan? De double A rating in de naamgeving wil iets zeggen over hoe ver de bemoeienis van de mens met deze plek teruggaat in de tijd. Onderweg, op een te warme dag in april, valt op de IJsseldijk noordelijk van Deventer sluierregen in vlagen uit een lage hemel. Probeer in die contreien dichteres Ida Gerhardt maar es uit je hoofd te zetten, die geluiden en klanken, in taal maar ook daarbuiten, decodeerde en van een nieuwe betekenis voorzag. Zoals je - 
 's Nachts wakker in het uitgestorven huis
hoorde ik het bezig water van de sluis
Toen riep men mij met name - twee, drie maal.
Een slaan van luiken en een groot geruis. 
met landschap en kunst ook kunt doen. De plaats delict blijkt net even buiten het dorp te liggen; je komt er door knarsend een verharde zandweg op te rijden en aan de rand van een open landschap te parkeren.  
Parkeerterreinvoor water
Laage Diepenveen werd in 2008 door Waterschap Groot Salland aangewezen en aangekocht als onthaastingsgebied voor water dat na intensieve regenval in de locale wetering te snel wordt afgevoerd naar Zwolle en daar voor problemen zorgt. Pardon? Jazeker, men bedacht - letterlijk - een parkeerterrein voor water. Of zoals de jonge projectleider van het waterschap Pieter Lems het uitdrukt: Daar waar een regendruppel valt, moet je die meteen zo veel mogelijk zien vast te houden. Een tijdelijke plek, zodat ie niet doorrent naar beneden. De waterberging zorgt ervoor dat het water er langer over doet voor het in Zwolle is.’ En men bedacht nog iets anders: een land art-project van kunstenaar Jeroen van Westen zou het werk van een extra duiding voorzien, en betekenis verlenen aan de primair technische invalshoek van het waterschap.  
Laage Diepenveen is een weids terrein aan de rand van het dorpje Diepenveen; van nature natte en voor de mens moeilijke grond, met bomen en struiken die ‘kamers’ vormen in een open landschap. Prille voorjaarsbloemen rillen in de wind. Luchtscooters vliegen af en aan en scheurende stilte aan stukken vanaf een nabij gelegen vliegveldje. Een rijtje villa’s houdt toezicht op de velden terwijl de eigenaren elders zijn om de hypotheekrente op te halen, en de wetering doorsnijdt het landschap. Langs de oevers zijn ‘bergingsvijvers’ gegraven van enkele hectaren groot, die nu droog staan, maar bij een grote aanvoer van water onderlopen en heel veel water tijdelijk kunnen opvangen. Een nagelnieuwe brug voert naar een door sloten omzoomd eilandje, met in het midden een kloeke waterput, voorzien van een zandstenen rand op zithoogte; het hart van het kunstwerk dat deel uit maakt van het nieuwe landschap. Het eiland is een onderdeel van het land art-project van kunstenaar Jeroen van Westen, dat voorziet in een landschappelijk labyrint als wandelroute die de voetganger in aanraking brengt met allerlei veranderingen in natuur en landschap. 
In het gesprek met projectleider Lems valt opvallend vaak het begrip ‘verbinding’, en nog vaker het woord ‘lastig’: ‘Wij veranderen het landschap en voegen er een nieuwe functie aan toe: water bergen. Dat ziet er heel ouderwets uit, maar het is in feite heel erg modern waterbeheer. Ik vind het mooi als een bezoeker, misschien intuïtief, dankzij het kunstwerk beter begrijpt wat er aan de hand is. Kunst kan helpen duiden wat wij als waterschap allemaal aan het doen zijn. Wij ingenieurs zijn geneigd om ons te richten op water alleen. Dat is ook onze verantwoordelijkheid, maar water is onderdeel van een leefomgeving. De manier waarop wij met water bezig zijn is vooral beleidsmatig; we denken erover in termen van h2o. Middels fysische modellen. Stuwen, dammen - dat is de manier waarop we water begrijpen. Maar tegelijk spelen er rond water allerlei andere aspecten die beleidsmatig misschien minder interessant zijn, maar die ook met de beleving, de geschiedenis en de economie te maken hebben. Kunst helpt je om die andere waarden van het water tot uitdrukking te brengen. Het is van belang om daarmee aansluiting te vinden, bijvoorbeeld bij de mensen die in het gebied wonen. Die zijn helemaal niet bezig met de vraag hoeveel kubieke meters water je in hun gebied kwijt kunt. Die zien het landschap primair als hun verblijfsgebied. Wij moeten dus anders leren kijken naar onze opgaven.’ 
Kleine arme boeren zien labeuren
Staand op het bruggetje bij Laage Diepenveen kruipt de geschiedenis van het landschap gemakkelijk diep onder je huid en zorgt voor kippenvel. Er is niemand anders in het gebied. Verderop gakken ganzen op het aangelegde eiland zoals ze dat al doen sinds er ganzen zijn. Het is zo’n ogenblik in een mensenleven waarop tijd opeens zo verschrikkelijk relatief is. Als je door je oogharen blikt, kan je als je goed kijkt in gedachten kleine arme boeren zien labeuren die gedurende vele eeuwen in het zweet huns aanschijns strijd leverden met de aarde om voedsel op de natuur te veroveren.  
Eerder die dag gaat Henk Hengeveld in op de geschiedenis van het gebied. Hij heeft er een speciale antenne voor, zo blijkt, en hij lacht spontaan en vrolijk bij de obligate vraag: waaróm een beetje kennis en begrip van de geschiedenis van het landschap ook maar weer zo relevant is? ‘Om je verbonden te kunnen voelen met locaties. Er zijn heel veel mensen die zo’n gebondenheid met het landschap belangrijk vinden. Wij besteden daar ook erg veel aandacht aan bij Landschap Overijssel.
Ik ben een echte bèta. Ik heb in Delft gestudeerd, maar ik had ook altijd veel belangstelling voor de omgeving, het landschap en kunst. Sterk in die specifieke combi. Ik heb als ik met mijn civiele vak bezig was de geschiedenis er altijd bij betrokken. Ik heb het dan over een bredere belangstelling voor de geografie; de directe omgeving van projecten waar je mee bezig bent.’  
Hij beaamt zonder aandringen dat ons mensenkinderen vanwege de Verenigde Naties bij iedere accidentering in het landschap de duiding van de geschiedenis met scheppen vol om de oren gegooid zou moeten worden. Die opmerking brengt ditmaal een grijns, en een kort college over het landsdeel oostelijk van de IJssel en noordelijk van Deventer: ‘Er lopen een paar grote weteringen door het gebied naar Zwolle, allemaal gegraven door mensen. In de Middeleeuwen, met als doel af te wateren. Oorspronkelijk voerden de meeste van die watergangen naar de IJssel, maar tussen 1200 en 1300 is die bedijkt, ter bescherming van het achtergelegen gebied. Dat betekende echter tegelijkertijd dat de waterafvoer uit de omgeving op die manier niet meer mogelijk was. In West-Nederland werd zoiets geregeld met behulp van sluizen, want je moest het water toch kwijt kunnen, maar sluizen zijn altijd kwetsbaar, en hier was het mogelijk om die richting van de waterlopen te veranderen. In plaats van oost-west werd het zuid-noord. De loop werd omgebogen. Daardoor ontstonden vier grote weteringen in Overijssel, en die gaan allemaal richting Zwolle en komen bij elkaar in het Zwarte Water.’  
‘Daar is enorm gegraven in het verleden om dat water zowel te gebruiken in de grachten, voor transport en voor de verdediging, maar ook om de afvoer onder controle te krijgen. We weten niet helemaal zeker wie die werken liet uitvoeren. Het is in ieder geval echt georganiseerd gebeurd. De weteringen liggen strak en recht in het landschap, met op bepaalde plekken logische knikken waarover nagedacht is. De bisschop was grootgrondbezitter, en juist tussen 1300 en 1400 kwam de landbouw tot ontwikkeling, en de boeren waren pachters van de bisschop, die in natura werd betaald, dus het is zo goed als zeker dat die bisschop daar een grote rol in heeft gespeeld.’ 
En over de landschapskunst van Jeroen van Westen: ‘Bij Diepenveen was het plan om aan de bergingsvijvers een land art-project te realiseren. Men had bij het waterschap bedacht dat er meer ruimtelijke kwaliteit moest komen. Wat dat is? Ruimtelijke kwaliteit is een heel lastig begrip. Ik heb hele stapels rapporten waarin geprobeerd wordt om dat te definiëren. Tegelijkertijd is er een parallel met kunst: waarom is kunst wel of niet mooi? Waarom heeft ruimte wel of niet kwaliteit? Je kunt een waterwerk recht toe recht aan laten uitvoeren. Je kunt er ook een landschapsarchitect naar laten kijken zodat het ook nog mooi wordt in plaats van alleen maar functioneel. En je kunt er ook iets spannends voor de bewoners en de gebruikers van maken. Dat het iets vertelt, uitdaagt of de worteling zichtbaar maakt. Ik vind ruimtelijke kwaliteit vooral een kwestie van aandacht: van de ontwerper en de uitvoerder.’ 
‘Ik ben zeer geïnteresseerd in hoe een landschap ontstaan is in de loop van de geschiedenis. Binnen mijn eigen vakgebied gaat het dan om het eeuwenlange ingrijpen van de mens in de natuur. Noodzakelijk, en in heel sterke mate bepalend voor onze cultuur. We zijn altijd aan het knutselen geweest met water om dit land leefbaar te maken. Je kunt dat wat mij betreft ook op een mooie manier doen en door er kunst aan toe te voegen nóg een stap verder gaan. Kunst is meer dan mooi maken alleen immers. Kunst brengt ook verwondering. Het doorbreekt geijkte kijk- en denkwijzen. En als je dat buiten doet en combineert met water en landschap, dan krijg je iets bijzonders. Het resultaat is dan wellicht dat je misschien ook nog es anders naar dat landschap gaat kijken.’ 
Niets dat niet iets anders aanraakt
Staand op het bruggetje naar het labyrint van Jeroen van Westen zou je dus kunnen bedenken dat kennis van de geschiedenis van het landschap - in ieder geval sommige - mensen een sterk gevoel van worteling bezorgt. Dat het landschap je verbindt - hemel, daar heb je dat ergerlijk opdringerige en zepige woord weer dat zich aldoor maar niet laat deleten: verbinden doen ze immers in het ziekenhuis - met je voorouders. Dus toch. Dat je door die worteling wellicht beter weet wie je bent, en waarom je bent wie je bent.  
Landschapskunstenaar Jeroen van Westen is beschikbaar voor een gesprek over Laage Diepenveen in - nota bene - de refter van de Utrechtse Geertekerk. Over geschiedenis gesproken. Oók al het werk van een bisschop, en eveneens uit het tijdvak waarin Henk Hengeveld het ombuigen van de Overijsselse waterlopen oostelijk van de IJssel projecteert. Er is niets dat niet iets anders aanraakt, schreef die andere Jeroen (Brouwers) in de jaren ’80 van de vorige eeuw, in het noordoostelijk van Deventer gelegen dorpje Exel, in zijn fameuze gelijknamige Testamenten; hofleverancier van het laaglandse mopperen en onbetwist grootmeester waar het aankomt op verzengde polemiek. Kort na de ontmoeting met Van Westen is op de Zeeuwse regionale televisie te zien hoe de kunstenaar, in de buurt van Burgh-Haamstede, onverschrokken grote happen blauwe zeeklei úit de grond en ín de mond steekt. Doel is om te bepalen of de klei door zoet of zout water is aangeraakt. Want dat is immers ook een deel van onze collectieve historie, wordt door Omroep Zeeland aan de eenvoudige kijker uitgelegd. De permanente strijd tegen het water. Kennelijk kan ook de liefde voor de geschiedenis zijn weg vinden door de maag. 
Van Westen is een rijzige man van middelbare leeftijd die zegt al een leven lang gefascineerd te zijn door water. Hij formuleert zorgvuldig en in hoog tempo denkbeelden waarmee hij natuur en cultuur aan elkaar knoopt. Eerst op een abstract niveau: ‘Ik vind dat in onze maatschappij natuur en cultuur te zeer van elkaar gescheiden zijn. Daar waar je eigenlijk als cultuur zou kunnen reageren op niet-bewust geformuleerde uitnodigingen van de natuur. Wij mensen hebben ons gevestigd daar waar we konden overleven. Dat is een uitnodiging geweest, een gelegenheid die geboden werd. Daarom zei ik al: het is een niet-bewuste uitnodiging. Het is natuurlijk niet zo dat de natuur denkt: Kom, we gaan es even wat mensen uitnodigen.’  
En dan een stapje concreter: ‘Ikzelf wil die uitnodiging wel degelijk bewust formuleren. Waterretentie is een van die dingen waarin we laten zien dat we als cultuur een omslag aan het maken zijn. We hebben altijd geprobeerd water zo snel mogelijk af te voeren. We zijn er inmiddels achter gekomen dat dit nu niet meer verstandig is. Zoals men waterberging nu doet, is het puur functioneel. Men koopt een stuk land, dat graaft men af en houdt men schoon zodat men het water kan bergen. Daar is de laatste jaren heel mondjesmaat natuurontwikkeling bij gekomen als een soort van bijvangst. De cultuuromslag is dat je het water laat onthaasten, en mij lijkt het als kunstenaar dan mooi om dat te combineren met een uitnodiging aan de mens om te onthaasten en die dus ook trager, in een labyrint, door het gebied heen te voeren.’ 
Vraag aan Van Westen of hij die ervaring herkent, dat je de geschiedenis kunt voelen als je op zijn bruggetje over de Zandwetering staat en door je oogharen naar de omgeving kijkt. Hij zegt: ‘Het landschap is ons externe geheugen van de relatie tussen cultuur en natuur. Ik denk eigenlijk in drie soorten van samenhangen: horizontaal, dus de ruimte om je heen. Verticaal, of wat in de bodem zit zich uit kan drukken in wat er bovengronds te zien is; bij slechte grond heb je immers andere planten en dieren. En ik onderscheid een cyclische samenhang; de seizoenen, maar ook de generaties van mensen die erop hebben geleefd en gewerkt.’ 
‘Meestal word je bij projecten als Laage Diepenveen betrokken nadat er een fout is gemaakt, of als mensen er heel erg tegen in opstand zijn gekomen. Of als er geen vormgever bij betrokken is geweest en een bestuurlijk gremium het heeft afgefloten. In die gevallen ben ik het doekje voor het bloeden en mag ik de problemen helpen oplossen. Vaak is het dan een kwestie van heel lang doorpraten om boven water te krijgen waarom het fout is gegaan. En dan blijkt niet zelden dat je de opdracht moet herschrijven.  
Om een voorbeeld te geven. Ik ben ooit bij de Emmer veenkoloniën gevraagd om een herinrichting te doen. De mensen, zo luidde de opdracht, hebben een hekel aan het landschap; ze ervoeren het als ongenaakbaar. De vraag luidde: kan jij als kunstenaar een masterplan maken waardoor het er leuker en beter uit komt te zien? Men dacht aan leuke kunstwerken, aan land art in het gebied. Maar ik vroeg me allereerst af: Waarom vinden die mensen dit landschap dan zo ongenaakbaar en vervelend? Ik kwam uiteindelijk tot de conclusie: men heeft de basiskracht uit het gebied weggehaald. Dat wat ooit het veen heeft veroorzaakt, water, voert men versneld af. Toen heb ik voorgesteld om in het gebied een nieuwe beek aan te leggen. Waarop ik vervolgens bijna buiten de deur werd gezet. Zoiets deed je twintig jaar geleden niet. Mijn redenatie was: als je het hier leefbaarder wilt maken, dan moet je de levenskracht die erin zit als eerste weer vrijheid geven. En dan kijken hoe je verder gaat.’ 
‘Vaak moet je dan de hele opdracht herzien. Hier niet. Dit project was gewoon helder; er was goed over nagedacht. Ik was alleen gechoqueerd door het moment waarop ik hoorde dat men in het gebied een grote plas had voorzien. En ook doordat een onderhoudscyclus van vijftien jaar was gepland. Uit het zuidwesten komt een beekje het gebied binnen. Dat heeft altijd in de Zandwetering gestroomd, al sinds de veertiende eeuw. In de nieuwe situatie zou er op die plek opeens een plas ontstaan. Dat is zonde. Dat vind ik het verhaal van het landschap zelf geweld aandoen.’  
‘De onderhoudscyclus van vijftien jaar deed me pijn omdat je dan na zo’n periode al echt hoge vegetatie hebt; je kunt het bijna als een menselijke leeftijd zien. Bij drie maanden weet je niet wat voor wezen een baby is, maar op een leeftijd van vijftien jaar zie je al een echt mens. Ik vind vijftien jaar een harde cyclus. Daar zit een zeker geweld in als je na zo veel tijd gaat zagen en snoeien. Je onderbreekt de groei en zet die na zo’n lange tijd weer op nul. Dan maak je iets stuk, en het betekent een terugkerend moment van geweld in het landschap. Dat is geen beheer meer, dat vind ik echt pijnlijk.’ 
‘En als dat dan echt nodig is, laten we dat dan zichtbaar maken en er een betekenis aan toekennen. Dat het in vijftien jaar een eigen wereld is geworden, en dat als je die binnengaat dat je dan ook echt in die wereld bent. En als je eruit gaat, dat je dan heel nadrukkelijk de wereld eromheen ziet. Dat vormde bij mij de gedachte: ik wil het hebben over de weg van die beek, dat die zichtbaar blijft, ik wil de gang van zowel water als mens vertragen, en ik wil de beheercyclus en die plek inzetten om er een eigen wereld maken waarin je de verschillende aspecten van water zo dicht mogelijk bij elkaar kunt ervaren.’ 
Karretje in de peop
Nou mooi, even resumer Overflakkee dan maar. De Tauw-directeur, die tegenwoordig vanuit een groot historisch besef de directie voert van Landschap Overijssel, heeft op een interessante, onorthodoxe manier iets toegevoegd aan het landschap. Het waterschap Groot Salland weet: of het klimaat nou wel of niet opwarmt, wie zal het met zekerheid zeggen, we zijn er in ieder geval klaar voor; het water kan op een verstandige manier weg, en alles heeft immers een prijs. En de kunstenaar, hij kunstte voort en kan tevreden zijn. Toch? Met een project dat alles aanraakt wat betekenis heeft in heden en verleden. En dit is dus een mooi moment om een punt aan dit verhaal te draaien, zo lijkt. Maar, dan zouden we, hoe vervelend ook, toch echt een belangrijk slotakkoord overslaan door niet te onthullen dat een Diepenveense verzetsbeweging gedurende lange jaren tot het uiterste ging om het culturele karretje van het Triumvirat Hengeveld, Van Westen en Lems in de peop te rijden.  
Om dat te begrijpen moeten we helemaal terug naar het begin van het ontstaan van Laage Diepenveen, en ons met warme koffie en lauwe stroopwafels om de tekentafel scharen. De kunstenaar zegt erover: ‘Als ik ergens bij aanvang van zo’n proces slapeloze nachten over heb, dan is het de vraag: Zie ik het wel goed? Wordt dit project wat ik denk dat het kan zijn? Als je met landschap werkt, dan werk je met tijd. Als ik het landschap verkeerd heb gelezen, verkeerd heb ingeschat, dan gaat het zich niet uitdrukken op een manier die past bij de voorwaarden die ik heb helpen scheppen. Dus dan zou ik misgetast hebben. Dat zou heel… pijnlijk zijn.’  
En: ‘Je moet jezelf ook uit kunnen drukken om de mensen ook daadwerkelijk over te kunnen halen om je plannen het voordeel van de twijfel te geven. Je moet ze kunnen verleiden met wat je ze denkt te kunnen geven. Voor een deel doe je dat met werk dat je eerder gedaan hebt. Maar ook door te tonen dat je de plek zelf serieus neemt en daarmee ook hun binding met de locatie. Iedereen uit de buurt is destijds in de planfase ontzettend zorgvuldig benaderd, maar de mensen die daar aan de rand van het gebied wonen, beschouwen die omgeving als hun eigendom. En het moment waarop ze zien dat er een pad gaat komen waardoor ook andere mensen dan zij er toegang krijgen, willen ze die verandering niet. Ze hebben de slimste manieren gekozen om zich te verzetten.’ 
In de vriendelijke laagbouw van het kantoor van Waterschap Groot Salland staat de emotie projectleider Pieter Lems nog steeds op het gelaat geschreven wanneer hij zijn versie van het sluitstuk vertelt. Er verschijnt ontroering op zijn gezicht bij de mededeling dat hij interstellair de dapperste ambtenaar is die men zich kan voorstellen; alleen al door blind vertrouwen te tonen in de opdrachtgever en de kunstenaar, en hun visie tegenover de rest van de wereld te verdedigen. Vraag aan Lems: Wat vind je van het resultaat? Hij aarzelt even betekenisvol voor hij antwoord geeft: ‘Ik moet een beetje geduld opbrengen om te zien wat het werkelijk betekent. Over drie of vier jaar is die vraag beter te beantwoorden. Nu zijn de retentie en het kunstwerk net pas aangelegd. Waren we maar drie jaar verder in de tijd. Dan heeft de natuur zijn werk gedaan en wordt het geheel zelf een argument in de discussie. Dan wordt zichtbaar waar we heel veel energie in hebben gestoken. Laat de natuur maar gauw aan de gang gaan.’ 
Lems, het waterschap, Henk Hengeveld en kunstenaar Jeroen van westen zijn, zo blijkt uit de woorden van de projectleider, ongrondstoffelijk onderdeel van het kunstwerk geworden en vonden een minotaurus voor zich. Ze zijn in het labyrint terechtgekomen. Ze hebben vanuit de natuur uitnodigingen verstuurd aan de medemens, en die ging op die uitnodiging in en deed wat mensen doen. Met schrik reageren op verandering. De hakken in het veen.

Back to Top